Beelddenken is niet hetzelfde als dyslexie
Een beelddenker verwerkt informatie sneller dan een taaldenker. Het menselijk brein kan 32 beelden per seconde verwerken; terwijl het maar 2 woorden per seconde kan opnemen. In beelden denken gaat 16x sneller dan verwoorden. Voor een beelddenker is het daarom moeilijk om zijn eigen gedachten in de juiste volgorde van woorden om te zetten. Daarbij kijken beelddenkers liever dan dat ze luisteren. Hierdoor blijft de fonologische ontwikkeling vaak achter. En juist dat is belangrijk voor het leren lezen, spellen en schrijven.
Een beelddenker leest het liefst scannend en let minder goed op details en verbanden in een tekst. Bij het leren lezen worden letters niet geautomatiseerd, maar wordt er naar de vorm van de woorden gekeken en naar de plaatjes en context. Het lezen gebeurt op herkenning en niet op accuratesse. Het lijkt lezen, en met de huidige toetsing op snelheid halen deze leerlingen netjes AVI-E3 aan het eind van groep 3. Maar deze scannende, radende manier van lezen leidt vaak in het latere leerproces tot problemen bij het voortgezet en begrijpend lezen. Plus dat ook de spelling van nieuwe onbekende woorden lastig is, doordat de volgorde van letters nooit goed is ingeprent. Denk aan de vreemde talen in het voortgezet onderwijs.
Door het snelle denken is het voor een beelddenker ook lastig om denkprocedures (bij rekenen/wiskunde bijvoorbeeld) duidelijk te verwoorden. Een beelddenker weet het antwoord, maar kan niet meer goed achterhalen hoe hij tot dat antwoord is gekomen. En juist dat procedurele denken is nodig op school.
Goede begeleiding helpt de beelddenker
Alhoewel de symptomen van dyslexie en beelddenken dus sterk op elkaar lijken, betekenen beide begrippen niet hetzelfde. Dyslexie is een neurologische stoornis die niet overgaat. De problemen bij dyslexie zijn blijvend.
Beelddenken is een oorspronkelijk denkproces. Dit geeft (zeker in de onderbouw van de basisschool) dezelfde kenmerken als bij dyslexie, maar met een tijdige signalering en een juiste begeleiding kunnen verbale capaciteiten nog voldoende worden ontwikkeld.
De overstap naar taaldenken
Het huidige onderwijs is voor het merendeel talig en analytisch. Er wordt gewerkt vanuit de details naar het geheel: welke letter staat er? Is het een b of een d? Het gaat ook om de juiste volgorde: straat of staart. Het luisteren staat centraal: welke klank hoor je? En het accent ligt op automatiseren: leer het maar uit je hoofd.
Leerlingen die de overstap naar het taaldenken niet of moeilijk kunnen maken, blijven visueel ingesteld. Beelddenker dus. Niet de lesstof zelf is het probleem, maar de talige manier van leren en lesgeven. Door aan te sluiten bij de visueel ruimtelijke talenten en het geven van gerichte handvatten, kan een beelddenker individueel aan de slag met zijn eigen specifieke manier van leren.
Beeldende talenten inzetten
Met speciale visuele leertechnieken (zie: www.beeldenbrein.nl en www.lerenlerenmethode.nl) krijgen beelddenkende leerlingen en de leerkrachten een handvat om talige lesstof visueel te maken. Dit zorgt voor succeservaringen, waardoor het zelfvertrouwen groeit. Leren wordt weer leuk!
Leer leerlingen hoe ze moeten leren
Dr. Jaap Murre, hoogleraar Theoretische Neuropsychologie aan de UVA zegt hierover: “Het onderwijs is in de afgelopen honderd jaar nauwelijks veranderd. We leren kinderen van alles, behalve hoe ze iets moeten leren.” Hij onderzocht voor zijn wetenschappelijk onderzoek over het visuele- en verbale leersysteem 28.000 mensen in de leeftijd van 11 tot 80 jaar. Uit dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat het geheugen van mensen vanaf het vierde jaar een voorkeur ontwikkelt voor een van beide denksystemen en dat een daarvan dominant is. Dit geldt voor zowel het kortetermijngeheugen als het langetermijngeheugen.
Dat er ook een groep mensen is waarbij beide leersystemen dominant zijn, sluit het onderzoek niet uit. Uit verder onderzoek is gebleken dat deze dominantie voor meer dan 40% erfelijk wordt bepaald.
Bij Publicaties vindt u een samenvatting van dit onderzoek
Tips voor leerkrachten
- Verspreid de lesstof over verschillende leermomenten: dan pas ontstaat het consolidatieproces. Het ‘stampen’ van lesstof heeft alleen op korte termijn effect.
- Gebruik de verbeelding bij het leren: associaties maken bij het onthouden van dingen. Dat houdt de hersenen alert!
- Werk vanuit het geheel. Geef eerst het doel en het kader van de lesstof aan alvorens de diepte in te duiken.
- Werk zoveel mogelijk visueel ruimtelijk: beweeg, visualiseer, teken en beeld uit.